Karburutjee

Door Robert Brouwer

Dertig jaar Groninger Studenten Cabaretfestival: dat betekent dat het al weer negenentwintig jaar geleden is dat ik winnaar was van de eerste editie. Op het gevaar af nu over te komen als een bejaarde die – meewarig aangestaard door de huidige generatie – met betraande ogen nostalgisch wegmijmert bij de herinneringen aan een gebeurtenis die heeft plaatsgevonden in een jaar waarin de huidige organisatie van het festival ongetwijfeld nog niet eens geboren was, besef ik dat het opvallendste aan dit soort levensbepalende gebeurtenissen vooral is dat de herinneringen nog zo helder voor ogen blijven staan.

Als ware het gisteren…. (zei de oude man…)

Het was de eerste keer. Voor iedereen was alles nieuw. De organisatie moest het wiel volledig opnieuw uitvinden, en dat gaf een aangename hechte sfeer, weet ik nog, en ook een wat knullige onbeholpenheid in de uitvoering hier en daar, met improvisaties en ad hoc beslissingen. Enthousiasme was belangrijker dan professionaliteit.

Dat laatste gold overigens ook voor de kandidaten. Niet gehinderd door enige theateropleiding of talent in die richting hadden zich voornamelijk kandidaten uit de Groningse studentenwereld gemeld, en de optredens waren van wisselende kwaliteit. Zelf was ik per ongeluk binnen geloodst door de toenmalige voorzitter van het festival, die mij had zien optreden op een zelf georganiseerd festival, waar ik  – in paniek door het uitvallen van een kandidaat – besloten had zelf ook ‘iets leuks‘ te doen, om mijn eigen festival te redden.

Mmmh… Het klinkt nu allemaal iets te knullig, geloof ik, mijn beschrijving van die eerste editie. Er zaten ook zeker wel prima kandidaten tussen. Marnix Norder, kan ik me herinneren, tegenwoordig wethouder in Rotterdam, die met een sympathieke gitarist de sterren van de hemel speelde. Twee aardige dames, die licht geaffecteerd maar zeker daardoor niet minder lollige teksten oplepelden. En duo De Zwarte Strik, die een voorstelling hadden die zo gelikt in elkaar stak, dat het volkomen duidelijk was dat die zouden gaan winnen. Zelf had ik een verhaal, met allerlei diepere lagen en dubbele bodems, waar ik best trots op was, maar die achteraf gezien veel te ingewikkeld was. Het was mijn tweede optreden ooit, en voor een deel werd ik gezien als grappig omdat ik dingen deed die zo dwars tegen alle theaterwetten in gingen, dat het absurdistisch werd. Het gaat me te ver om nu te beweren dat ik onbedoeld grappig was, maar dat mijn onbevangenheid, de onwetendheid van iemand die echt geen idee heeft hoe sommige dingen op het publiek overkomen, een rol speelde in het feit dat ik won, weet ik wel zeker.

Ik schrok soms letterlijk van het lachen van het publiek, op totaal onverwachte en onbedoelde momenten, en reageerde daar dan weer onhandig op, wat blijkbaar ook weer grappig was. Mede daardoor duurde mijn programma 50 minuten in plaats van de voorgeschreven 25, en dat terwijl ik echt (nee, echt… dat zeg ik… echt) geoefend had met een eierwekker, thuis, en dan duurde mijn tekst steeds 25 minuten.

Nou ja, ik won dus, ondanks dat vrijwel iedereen in de zaal De Zwarte Strik beter vond, mezelf incluis. Ik won, volgens de jury, vanwege mijn ‘groeikansen’. En nu, dertig jaar later, ben ik de enige van die lichting kandidaten die nog steeds speelt, en er ook dertig jaar zijn beroep van heeft kunnen maken. Je zou dus kunnen zeggen dat de jury, achteraf gezien, gelijk heeft gekregen. Je zou trouwens ook net zo goed kunnen beweren dat de kans groot was geweest dat ik niet doorgegaan zou zijn als ik niet had gewonnen, en er een andere winnaar dan op dit moment een carrière van dertig jaar achter de rug zou hebben gehad – er zit namelijk nogal een verschil in aandacht die je krijgt als je eerste wordt, of tweede, dus mazzel is een niet te onderschatten factor in de cabaretwereld.

Overigens… voordat u nu denkt ‘Huh, een carrière van dertig jaar? Hoezo? Ik heb nog nooit van die gast gehoord…’. Ik heb gekozen voor een relatief anoniem circuit, de voorstellingen voor scholen in het voortgezet onderwijs. Mede door mijn achtergrond als leraar ben ik daar ingerold, en dat bevalt prima.

Als cabaretier voor jongeren wordt ik nogal eens ingezet bij de – hoe zal ik het zeggen – wat lastige groepen leerlingen. Zeg maar de jongeren die van huis uit niet zo snel in aanraking zullen komen met kunst en cultuur. Soms op schattige, kleine schooltjes in schattige, kleine dorpjes, maar ook op grote leerfabrieken in stedelijke achterstandswijken.

Onlangs speelde ik op een Rotterdamse ‘kutschool’ (citaat van zo ongeveer de eerste leerling die we daar spraken) en werden mijn technicus en ik weer eens geconfronteerd met de vlagen van weerstand die er soms kunnen heersen als wij drie uur voor de voorstelling een aula in willen om op te bouwen.

De conciërge was niet van plan om de stoelen, die nu keurig aan de tafels stonden gerangschikt, in theateropstelling te plaatsen. ‘De tafels weghalen?! Geen sprake van. Ze draaien de stoelen maar naar het podium toe.’ Toen wij besloten dan maar zelf de aula uit te ruimen, stuitten we op een paar weinig begripvolle leerlingen. Een grote, brede jongen maakte beslist geen aanstalten om op te staan.

‘Wat komt hier?’

‘Een cabaretier’, zei mijn technicus.

‘Een wat?!’

Even van slag dat dit blijkbaar een onbekend woord was, hakkelde mijn technicus iets over theatervoorstellingen, en probeerde het nog een keer met een goed gearticuleerde ‘cabaretier’. De jongen wierp een argwanende blik op de licht- en geluidsapparatuur en zei: ‘Karburutjee? Is dat een soort disc jockey ofzo?’

Na afloop van de voorstelling staken de meer onbevangen leerlingen spontaan een duim omhoog: ‘Leuke tentoonstelling, meneer!’ Het gros van de leerlingen sjokte de zaal uit zonder iets te zeggen. Onder hen de grote jongen die niet van zijn tafel had willen opstaan. Toen hij langs mijn technicus liep, vroeg deze of hij zich nog wat vermaakt had. ‘Mwoah’, mompelde de jongen, ‘was wel een grappige carburateur…‘

Ik doe dit soort voorstellingen nu dus al dertig jaar. Een tweeslachtig gevoel. Fijn, en tegelijk wreed dat ik bij elke nieuwe editie van het Groninger Studenten Cabaretfestival weer subtiel herinnerd wordt aan hoe belachelijk lang ik dit blijkbaar al doe. Ook de mails over het zoveelste lustrum drukken mij in al hun vrolijkheid op het verlopen der jaren. Elk lustrum van het festival is tegelijk een lustrum van mijn loopbaan… Pijnlijk, en tegelijk leuk. Goede herinneringen heeft het me opgeleverd, en goedbeschouwd heeft het festival een aanzienlijk deel van mijn leven bepaald.

Ik hoop dan ook oprecht dat ik eerder stop dan zij….

foto Robert 7.jpg