Het GSCF avontuur van Tijmen Dokter

Zou de deelnemersbegeleider me expres op precies deze dag gebeld hebben? Het is zaterdagmiddag 21 september 2019; exact een jaar na de eerste try-out. Precies een jaar eerder liep ik met klamme handen rondjes door de catacomben van het Betty Asfaltcomplex. ’s Avonds stond ik met droge mond en trillende handen voor het eerst als cabaretier voor publiek. Ik praatte te snel, voelde dat het publiek er niks aan vond en vroeg me af waarom ik dit in hemelsnaam vrijwillig was begonnen. En nu schrijf ik deze blog als finalist van het 32ste GSCF.

Natuurlijk meld je je aan voor het GSCF, en wel zo snel mogelijk! Het is dé manier om je droom uit te laten komen. Op tour! Een regisseur! Optreden in de stadsschouwburg! Zie jezelf staan op dat podium, het applaus dat als een waterval over je heen klatert, alle ogen op jou gericht, jouw verhaal, jouw moment!

Het is het domste, stomste, meest egocentrische wat je kan doen. Je overschat jezelf. Wie zit er nou op jou te wachten, ben jij zo grappig dan? Is dit het materiaal waarmee je die jury gaat overtuigen? Stel het uit! Doe het niet! Haak af! Duik onder!

De festivaldagen in Groningen horen bij mijn allermooiste herinneringen. In de artiestenfoyer Cup-a-Soup maken en geinen met het bestuur en de andere deelnemers; naar de nok van de zaal gaan om te kijken hoe m’n decor er van boven uitziet; een selfie maken in de coulissen terwijl een andere deelnemer een doorloop doet; repeteren met de technici die voor iedere act tientallen aparte licht- en decorstanden hebben; in de kleedkamer foto’s kijken van de eerste try-out in Amsterdam.

Hoe meer try-outs ik speel, hoe stabieler m’n handen. Ik durf steeds meer rust te nemen en het publiek de tijd te geven om te reageren. Alle deelnemers groeien. Ik zie hoe ze hun verhalen verdiepen en hoor vanuit de coulissen steeds vaker golven van lach. We delen dezelfde droom, we lopen samen dezelfde weg en hebben hetzelfde doel. We helpen elkaar aan grappen, steunen elkaar als de lach er niet is (‘het lag echt aan de zaal!’) en gunnen elkaar alles.

De doeken aan het zijkant van het toneel -in theaterjargon de ‘poten’- zijn de grens tussen de vloer en de coulissen. Het is de grens tussen wat het publiek kan zien en wat ze niet zien. Henk, Melise en ik staan op het podium, naast de juryvoorzitter en voor 750 juichende mensen. Uitbundig vliegen we terug naar de zijkant. Nu zijn de poten ineens de fysieke grens tussen puur geluk en ijskoud verdriet. Anouk, Jeffrey en Nik feliciteren ons oprecht, maar zijn intens teleurgesteld. Mijn stemming slaat direct om – het verschil was zo klein, de jury was zo kritisch, de andere deelnemers zo goed. Tegelijkertijd blijft de vreugde branden. We waren met zes, nu zijn we met drie, en ik ben gekozen.

Voor ik me aan durfde te melden voor het festival heb ik alle blogs gelezen, alle filmpjes gezien en alles bekeken dat met het GSCF te maken had. Ik moest mezelf overtuigen van de noodzaak om mezelf over mijn angst heen te zetten, om de stap naar voren te doen, om m’n prille teksten en ideeën voor een jury uit te proberen. Met tegenzin en iets te laat fietste ik op een ochtend in april met m’n gitaar op m’n rug naar Utrecht voor de auditie.

Ik lig met mijn ogen open op m’n rug boven in een stapelbed in een goedkope Groningse jeugdherberg. In het bed onder me ligt een abstracte toerist te snurken. Alle beelden en indrukken van de avond trekken in onregelmatige flarden aan me voorbij. Ik grijns. Morgen mag ik weer!

Luisteren naar de kriebels in je buik en woorden op je tong

-Door Anouk Kragtwijk

Creëren is soms iets wonderlijks. Ik heb er ooit acht maanden over gedaan om een liedje af te ronden. Maandenlang probeerde ik woorden te vangen die al in de lucht leken te hangen, maar die ik niet kon verstaan. Het gevoel achter het lied was zo krachtig, misschien wel iets te: ik kon al die grote emoties nog niet in een vorm gieten.

Ik zong het lied in de halve finale van het Groninger Studenten Cabaret Festival. In april had ik na lang wikken en wegen bedacht dat ik mee wilde doen met de wedstrijd.

Ik realiseerde me pas op mijn 27e dat ik echt op het podium wilde staan. Omdat ik van het podium hou, omdat ik van humor hou en omdat ik heel graag tegen mensen wil zeggen: zorg alsjeblieft beter voor deze wereld, voor de dieren, voor alles wat zo mooi maar kwetsbaar is. Moralisme doet het uit eigen ervaring alleen niet echt goed op feestjes. Met sausjes humor, zelfspot en ontroering probeer ik mijn wijzende vinger te verstoppen.

Maar als je net op het podium staat moet je natuurlijk wel leren of je een knoflooksaus, bearnaisesaus of barbecuesaus bent (laat me in godsnaam geen barbecuesaus zijn). Dat kan via een opleiding, maar fulltime terug naar het klaslokaal was op mijn 27e niet echt een optie. Ik moest leren in de praktijk. Het festival in Groningen was daar perfect voor. Ik kreeg een regisseur en had veel try-outs. Ik had er zin in.

Halve finale

15 november was mijn halve finale. Ik weet nog dat ik had gespeeld, op het podium het applaus in ontvangst nam, in de felle podiumlampen keek en dacht: was dit het? Ik liep weg en voelde, ja, wat eigenlijk? Niets. Geen grote euforie en ook geen grote teleurstelling. Ik had wel oké gespeeld. Of nou ja, een 7-.

Met die realisatie wist ik eigenlijk wel genoeg. Want in de eerste halve finale hadden de andere deelnemers de zaal afgebroken. De jury zag het ook. Ze zeiden over mijn optreden: het was niet overtuigend genoeg. Natuurlijk was ik boos. Hadden ze niet gezien hoe mijn stuk echt een verhaal had? Met vervlochten lijnen? Hadden ze niet gehoord welke slimme grappen erin zaten? Hadden ze niet naar de zinnetjes in de liedjes geluisterd?

Maar als ik eerlijk was, snapte ik het eigenlijk ook wel: ik had die dag de energie van iemand die na een dag werken, een slechte romantische komedie aan had gezet op Netflix, op de bank was gestort en een pizza had besteld.

Dat had een voorgeschiedenis. Ik was twee weken daarvoor door mijn rug gegaan. In plaats van de puntjes op de i zetten, liep ik de deur plat van mijn osteopaat en masseur, deed ik bijna fulltime op een fitnessbal oefeningen, liep ik als neuroot door het huis want zitten was ‘echt, echt, echt niet goed’ volgens het internet en scheen ik voor het slapen(3x per dag) met een infraroodlamp op mijn rug. Ik knapte op, dacht ik. Die zondag voor het optreden bleef ik in het bos weer halverwege hangen. Mijn vriend moest mij omhoog trekken.

Nee dat hielp niet echt natuurlijk. Dat was een belangrijke reden. Maar was dat de reden voor de teleurstelling? Als vanzelf ging ik na die halve finale vragen stellen. Of de vorm die ik voor het podium koos wel oké was? Ik had situationele humor gebruikt in mijn optreden, maar was ik eigenlijk niet meer een stand-up-comedian? Eentje met gevoelige liedjes? Had ik daarnaast wel de juiste liedjes gekozen? Moest ik mijn boodschap niet anders verpakken? En de belangrijkste vraag: wie ben ik op dat podium?

Jochem Myjer

Na het festival maakte ik voor NRC een profiel van Jochem Myjer. Hij zei: de grootste uitdaging als cabaretier is worden wie je echt bent op het podium. Het was hem gelukt. Al zijn chaos, ontroering, hyperactiviteit, gekte en liefde zaten in zijn show. Ik begreep na die opmerking opeens hoe groot het gedeelte van mezelf was dat ik niet mee nam. Ik ben in de schijnwerpers een iets te boze wijzende vinger, mijn ‘menselijke kanten’ zoals mijn chaos en liefde, laat ik in de kleedkamers.

Tegelijkertijd viel bij mij het belangrijkste kwartje. Ik dacht terug aan het liedje dat ik had gemaakt. Hoe die woorden uit mijn tenen waren gekomen. Hoe ik ze zo graag had willen zeggen, dat het fysiek pijn deed als ik ze in de lucht liet dwarrelen. Zo had ik op geen enkele manier mijn andere scènes gecreëerd voor Groningen. Niet geluisterd naar wat ik echt echt echt wilde vertellen. Mijn startpunt was geweest: wat wil het publiek wel horen qua natuur, milieu en klimaat? Hoe maak ik dat grappig voor hen? Hoe zorg ik er voor dat ze mij begrijpen?

Door die vragen was mijn energie naar buiten gericht, terwijl creëren altijd van binnenuit moet komen. Ik luisterde niet meer naar die subtiele maar krachtige intuïtieve stem. Een stem die altijd fantastische maar ook enge ideeën heeft. Al die emoties, gevoelens en gedachtes die absurd kwetsbaar zijn, waar je van weg wilt duiken omdat ze je bang maken en die je juist daarom (in de juiste vorm) op het toneel moet brengen. Ik had die aan de kant geschoven en had gedacht: hoe maak ik iets wat mensen willen horen? Ik stond in Groningen met materiaal dat niet echt van mij was.

Dat werkt helemaal niet. Sowieso is invullen wat het publiek wil horen onmogelijk, misschien zelfs een beetje arrogant en al helemaal erg vermoeiend. Het geeft in ieder geval veel spanning in je lijf en die spanning was op mijn rug geslagen een paar dagen voor mijn halve finale.

Ironisch genoeg heb ik het doel bereikt dat ik mezelf vooraf stelde: leren. Dit inzicht voelt als mijn aller allerbelangrijkste les. Je moet helemaal achter je materiaal staan om te kunnen genieten en genieten is de sleutel naar succes. Plezier is essentieel op een podium, helemaal als je een lach probeert te verkopen. Ik was die kriebels een beetje verloren.

Een heel fijn inzicht. Ooit zei iemand tegen mij: van negatieve ervaringen groei je, van positieve ervaringen bloei je. Al zou ik iedereen die volgend jaar mee wil doen aan Groninger Studenten Cabaret Festival aanraden om meteen te luisteren naar de kriebels in je buik, de woorden op je tong of de wanhoop in je hart. Dat scheelt een hoop gedoe.

Angstzweet

Door Tim Alpherts

Vandaag was oke. Het centrum van Groningen was anders dan ik had verwacht. Ik heb ooit zo’n filmpje van GeenStijl gezien over de kutste plek van Nederland. Ik had me voorgesteld dat het er zo uit zou zien. Rijtjes met huizen. Misschien een groot bakstenen plein. Een groot dorp. Dat had ik verwacht. Maar het centrum had zo het centrum van elke andere grote stad kunnen zijn. Logisch ook eigenlijk. Ik zit samen met de andere deelnemers van de woensdagavond en het bestuur in een loge rechts van het toneel. Ik heb van Audrey geleerd dat de richting bepaald wordt door de kijker. Niet, zoals ik dacht, door de persoon op het podium. Ik zit aan het eind van de rij. Naast me zit Arjen, en daarnaast zit Luuk. Als het zo pauze is ga ik een trui halen. Niet omdat ik het koud heb, maar om te verhullen hoeveel ik zweet. Van de zenuwen. Van het ongemak. Peter Pannekoek was gister de presentator. Ik vraag me af of ie rook hoe erg mijn kleedkamer stonk toen ik me voorstelde. Ik probeer mijn gedachten los te laten en te genieten van Daan, de laatste deelnemer, maar ik heb zijn set al zo vaak gezien dat ik het bijna kan meepraten. Er heerst een spanning tussen de deelnemers. We steunen elkaar, geven elkaar tips, maar nu is het ieder voor zich. Ik heb alle mogelijke permutaties van finalisten al zo vaak door mijn hoofd laten rollen. Nog even. Dan weten we het. Stiekem hoop ik dat Daan ergens op zijn bek gaat. Dat zou mijn kans ook weer groter maken om de finale te halen.

Arjen laat zijn handen op zijn bovenbenen kletsen: “Wie wil er bier?”. Het is pauze. Ik bedank hem, maar vermoed dat als ik nu aan de alchohol ga het helemaal mis gaat met mijn zenuwen. Ik ruik mezelf zonder er moeite voor te doen. Geen goed teken. Ik stink zo erg. Waar haalt Arjen die energie vandaan om zo amicaal te doen. Ik wil gewoon in slaap vallen en gewekt worden als de uitslag er is. Als een kind tijdens oud en nieuw. Ik loop achter Arjen en Luuk aan, maar sla links af richting het toneel. Trui halen, dat ga ik doen. Ik loop langs de techniek naar backstage richting de catacomben. Toepasselijke naam want mijn kleedkamer riekt naar de dood. Zometeen is Ronald Snijders. Ik hoop dat ik er een beetje van kan genieten, maar ik geef het weinig kans. Ik pak mijn trui en blijf even staan in de lange gang die richting de foyer loopt. Ik heb gehoord dat het jaren duurt voordat je weer in zo’n mooie zaal staat als deze. Als het überhaupt nog gebeurt. Ik was gister zo zenuwachtig dat ik niet eens echt heb genoten. Aan iedereen die vroeg hoe het was heb ik dat natuurlijk niet verteld. “Het was echt geweldig” had ik gezegd, “Zo vet om te mogen doen.”. Het was niet helemaal waar, maar niemand wil iemand horen mokken.

Iedereen staat backstage. Ronalds optreden hebben we maar voor de helft vanuit de zaal gezien. Toen zijn we, luidruchtiger dan gepland maar niet meer dan verwacht, naar achter gegaan. Het is stil, we luisteren aandachtig naar het juryrapport. Ik zit inmiddels op de grond. Mijn benen zijn loodzwaar. “En dan feliciteren we nu de deelnemers die doorgaan naar de finale”. Nu komt het. “Luuk van der Vaart” Luuk kijkt geschrokken om zich heen. “Toe maar!” zegt Audrey, en ze gebaart hem het podium op. Luuk rent op. Geen masker, geen cynisme. Ontlading. Ilse wacht tot het applaus iets is gezakt om de volgende finalist bekend te maken. “Tim, sorry..” ze stopt. Adrenaline schiet naar boven, en valt dan weg . Het zal toch geen Kanye zijn. Ilse herpakt zich: “Tim Alpherts”. Geen ontlading voor mij. Verlossing.

UPDATE! Hoe gaat het nu met de finalisten van het 31ste GSCF?

De finale van ons Festival is alweer twee maanden geleden. Wij blikken graag samen met onze finalisten terug op deze fantastische avond en vragen hen hoe het de afgelopen tijd is gegaan. Hoe hebben zij het Festival ervaren? Hoe was het om een prijs te winnen? Waar zijn zij nu mee bezig en wat verwachten zij van de Finalistentour, die afgelopen zaterdag van start ging in Annen?

”Normaal gesproken vind ik Johan Goossens heel erg leuk, maar die avond even niet.’’ – Daan

Daan van der Hoeven, winnaar van de prestigieuze Juryprijs, vertelt ons dat het goed met hem gaat. Hij leefde de eerste twee weken na de finale op 10 november op een grote, roze wolk. ‘’Je krijgt onwijs veel felicitaties en van iedereen bericht, echt supertof.’’ Toen de meeste grote aandacht afnam ‘pleurde’ hij wel weer van deze grote roze wolk af. “Het GSCF winnen was echt een groot doel van mij en dat is nu gelukt, toch dacht ik daarna wel even van, wat dan nu?” Daan is voor nu op zoek naar een nieuw, mooi doel. Hij omschrijft het Festival als waanzinnig spannend, vooral de finale. ‘’Deze moest ik openen, waarna ik vervolgens nog moest toekijken hoe goed Luuk en Tim het ook deden. Voor je zenuwen verschrikkelijk’’, aldus Daan. ‘’Vervolgens kwam de langste pauze uit mijn leven en daarna begon Johan Goossens op te treden. Normaal gesproken vind ik hem heel erg leuk, maar die avond even niet.’’ (door de spanning dan!)
Toen dan eindelijk de uitreiking kwam werd eerst Luuk genoemd als publiekswinnaar en daarna Tim als winnaar van de Persoonlijkheidsprijs. ‘’Toen schoot het wel even door mijn hoofd van shit, het zal toch niet gebeuren dat ik helemaal niks win hier. Dan had ik wel gebaald, want ik had voor mijn gevoel wel echt heel erg goed gespeeld. Maar toen werd mijn naam als allerlaatste genoemd, dat was gewoon te gek! Ik heb nog nooit zoveel ontlading gevoeld als op die avond.”
Nu de Finalistentour weer bijna gaat beginnen, komen de kriebels alweer terug bij Daan. Een heerlijke speeltuin om gewoon lekker te spelen en nieuwe dingetjes te proberen. Kom lekker kijken adviseert hij, want als je een beetje van cabaret houdt dan is het gewoon hartstikke interessant om te zien wat er in het jonge cabaretwereldje speelt en om het nieuwe talent zelf te bekijken! ‘’Bovendien nu kost het nog allemaal niet zo veel en kan je makkelijk komen, als we later beroemd zijn is het natuurlijk een stuk duurder en moeilijker’’, zegt Daan met een vette knipoog.

”Ik dacht alleen maar: WTF!” – Luuk

Ook met Luuk van der Vaart, winnaar van de Publieksprijs, gaat het lekker. Na het Festival heeft hij zeker niet stilgezeten, Luuk moest namelijk flink aan de slag om zijn studie in te halen ‘’en dat was aanzienlijk minder leuk dan cabaret maken’’. Toen ook de studiepunten binnen waren kon Luuk weer bezig met optreden en dit heeft hij al wel een stuk of 20 keer gedaan sinds de Finale. “Heel erg leuk vond ik dat en ik sta nu ook met veel meer zelfvertrouwen op het podium”, vertelt hij.
Op de vraag hoe het was om zijn prijs in ontvangst te nemen antwoordt Luuk:  “Ik was er echt heilig van overtuigd dat de Publieksprijs naar Daan zou gaan, dus ik was echt enorm verbaasd dat ik de Publieksprijs won, ik dacht alleen maar: WTF! Toen hield ik nog wel even de spanning of ik ook een Juryprijs zou krijgen, maar toen Daan die uiteindelijk kreeg vond ik dat zo leuk, echt zo leuk! In de Finalistentour heeft Luuk heel veel zin, vooral om lol te hebben met de andere finalisten. Ook in het reizen heeft hij zin: “Hoewel het soms ook wel een ontzettende sleur is, omarm ik het graag, want dit is onderdeel van wat ik heel graag wil doen.’’
Luuk ziet de Finalistentour als een uitdaging om voor verschillend publiek zijn voorstelling leuk te maken. ‘’En ook om zelf te kijken wat er achter elke zin zit, want er valt nog zoveel te leren.” Waarom mensen volgens Luuk naar de Finalistentour moeten komen kijken? Heel simpel: ‘’Om te zien hoe drie gasten het geluk mogen ervaren om datgene te doen waar ze al jaren naar toe hebben gewerkt en wat ze het liefst de rest van hun leven willen doen. Als je niet wilt zien hoe andere mensen gelukkig zijn dan moet je vooral maar lekker thuisblijven en boeken van Gerard Reve lezen.”

”Het is natuurlijk gewoon een heel erg leuk avondje uit!” – Tim

Last but not least: Tim Alpherts, winnaar van de Persoonlijkheidsprijs! Met Tim gaat het ‘SUPER’! Momenteel is hij veel aan het werk, veel aan het schrijven en vooral aan het wachten tot de Finalistentour gaat beginnen. ‘’Ik heb nog nooit zoveel optredens op de planning gehad als nu.’’ Het is ook wel weer even bijkomen na de Finale. De Finalistentour voelt voor hem echt als een frisse nieuwe start.
Hoe het voor Tim was om de Persoonlijkheidsprijs te winnen op het Festival: “Allereerst dacht ik: Oh, ik heb niet de Publieksprijs gewonnen. Ook dacht ik, ik hoop dat ik de Juryprijs heb. Van tevoren had ik ingeschat dat ik van de prijzen de meeste kans zou maken op de Persoonlijkheidsprijs. Ik had niet verwacht dat ik hem zou winnen, maar dit was wel de prijs die het meest voor de hand lag. Ik dacht vooral ook: Ik heb gewoon een prijs gewonnen! Ik had überhaupt nog nooit iets gewonnen dus een prijs krijgen is zo tof! Ik kon in ieder geval altijd achter mijn naam zetten dat ik finalist van het Groninger Studenten Cabaret Festival ben geweest, nu kan ik er gewoon achter zetten: winnaar van de Persoonlijkheidsprijs. Dat is gewoon supervet!’’
Tim heeft voor zichzelf doelen gesteld voor de Finalistentour en daarvan hoopt hij dat hij die gaat halen. ‘’Ik hoop gewoon dat ik aan mensen kan laten zien wat ik kan en kan laten zien dat ik er met een reden sta.” Volgens Tim moeten mensen komen kijken bij de Finalistentour omdat je dan nieuw en fris talent te zien krijgt. Bovendien zegt Tim: “We zijn drie totaal verschillende jongens, dat is leuk, en het is natuurlijk gewoon een heel erg leuk avondje uit. Ik denk sowieso niet dat mensen teleurgesteld zullen zijn.”

Heb jij onze Finalisten nog niet zien schitteren? Je krijgt nog maarliefst 11 keer de kans om te komen kijken! Wij hopen jullie te zien tijdens de Finalistentour va het 31ste GSCF in één van de volgende steden:

19 januari: Utrecht – Parnassos

20 januari: Odeon – Zwolle

27 januari: Breda – Chassé Theater

03 februari: Amsterdam – CREA

02 maart: Utrecht – Werftheater

03 maart: Arnhem – Posttheater

23 maart: Antwerpen – Vlaams Fruit

30 maart: Rotterdam – Walhalla

13 april: Delft – Rietveld Theater

21 april: Groningen – Usva

04 mei: Den Haag – PePijn

finalisten

Daan, Luuk en Tim in Annen bij de aftrap van de 31ste Finalistentour

 

Hoogte- en dieptepunten van Selma, Andries en Benjamin

Afgelopen weekend zijn wij als bestuur samen met onze zes nieuwe deelnemers en regisseuse Audrey op deelnemersweekend geweest! Hier hebben de deelnemers een stukje voorgespeeld en een eerste werksessie met Audrey gehad. Het was ge-wel-dig en het belooft weer een ontzettend goed Festival te worden.  Na de zomer zullen we eerst met onze zes nieuwe talenten aan de Try-Out Tour beginnen en dan staan we op 8,9 en 10 november weer in de prachtige Stadsschouwburg. We kunnen niet wachten! Voordat we jullie gaan volspammen met onze nieuwe deelnemers, willen we graag nog even terugblikken op de Finalistentour met onze drie oude toppers Selma Visscher, Andries Tunru en Benjamin van der Velden. Dit waren de hoogte- en dieptepunten van onze geweldige finalisten van het 30e Festival.

Selma 

SELMA 2

Dieptepunt: Het dieptepunt van de tour was het moment waarop ik in het Usva theater in Groningen probeerde contact te maken met een man uit het publiek. Hij bleef maar brabbelen en willekeurige woorden roepen. En vanaf dat moment werd het niet bepaald beter. Toen ik van de piano sprong, trapte ik een glas water kapot dat er onder stond. In een impuls trapte ik het kapotte glas verder het podium over, terwijl ik schreeuwde; dit hoort er allemaal bij! Niet veel later rende de brabbelende man de tribune af het podium op. Hij gleed uit in het water en glas, krabbelde overeind en stuntelde de deur uit. Dit alles terwijl hij mij iets toeschreeuwde over gebrek aan intelligentie.

Hoogtepunt: Het hoogtepunt van de tour vond ik ons optreden in Annen. Het zat stampvol met ouderen, die allemaal voor 2,50 op vertoon van hun buurtpas, van een avondje jeugdig cabaret konden genieten. Er ging wel van alles mis. Zo waren bijvoorbeeld de batterijen van de headset leeg. Ik heb toen al dansend en zingend met een handmicrofoon in mijn ene hand, met mijn andere hand de zender van mijn bh losgefriemeld en de het door mijn coltrui eruit gehaald. Maar dat maakte niet uit, want voor mij zat een volle zaal met lachende stralende oudjes.

Andries

ANDRIES

Dieptepunt: Toen we met de Finalistentour weer “terug op het honk” waren in Groningen, voorbereid op vólle zalen met joelende fans die nét hadden misgegrepen met finalekaarten… En er een mannetje of acht in de zaal zaten: het vorige bestuur. Die ook ons materiaal al duizend keer gezien hadden en de grappen dus van mijlenver aan zagen komen… Oh, ik vergis mij: er was nog één andere bezoeker! Een stomdronken man die in de pauze door de Universiteitsbeveiliging weggevoerd werd. Dieptepuntje, maar toch ook wel absoluut onderdeel van het hele avontuur!

Hoogtepunt: Het eindapplaus in de halve finale. Selma en Wouter hadden de zaal al goed platgespeeld dus het publiek was al flink warm gelachen. Bij de eerste grap wist ik dat het goed zat en in het half uur erna heb ik volgens mij de beste voorstelling uit mijn leven gespeeld. Toen de laatste grap geplaatst was en de lichten uitgingen leek het publiek dat met me eens te zijn. 😉

 

Benjamin

BENJAMIN 2

 

Dieptepunt: Dieptepunten waren er weinig. Het enige dieptepunt was mijn kater die ik had nog voordat ik moest beginnen met mijn Try-Out show in Antwerpen. Het leek mij een goed idee om een dag eerder af te reizen zodat ik mijn medefinalisten kon zien spelen. Eigenlijk was de voornaamste reden dat ik dus twee avonden in Antwerpen de kroeg in kon. Het resultaat was een kater zo groot als de gezamenlijke katers van 6 Poolse arbeidsmigranten na een wodka-avondje in een stacaravan aan de Vinkeveense plassen. Overigens niets tegen de Vinkeveense plassen, het is voor mij een droom om daar ooit een bootje te hebben. Even voor de duidelijkheid; ik moest toen nog spelen. Nadat ik mijzelf bij elkaar heb proberen te rapen en opliep ging er tijdens dit optreden maar één zin door mijn hoofd: ‘Ben, jij hebt echt veelte veel gezopen voor deze shit’. Een dramatisch optreden volgde.

Hoogtepunt: Positieve herinneringen zijn er genoeg. De regiesessies met regisseuse Audrey Bolder, de gezelligheid met deelnemers en bestuur, het behalen van de finale, het winnen van de persoonlijkheidsprijs, het mogen spelen in de stadsschouwburg van Groningen, het aantal speelplekken waar we gespeeld hebben voor en na de finales en zo kan ik nog wel even doorgaan. Als ik de balans opmaak winnen de positieve ervaringen het trouwens nipt. Een katertje is mij niet vreemd maar voor deze had ik een giro 555 actie kunnen opstarten.

En oja, ik krijg nog een fles wijn na het winnen van een weddenschap met een bestuurslid. Wanneer kom je die in Haarlem brengen? 

Deze drie beginnende cabaretiers volgen? Dat kan! Andries speelt in het theater nét niet bij u in de buurt – http://www.andriestunru.nl
En Benjamin toert rond met zijn voorstelling “Ik Ben” – https://www.facebook.com/benjaminvandervelden/

 

 

 

GSCF

Door Benjamin van der Velden

‘Adem diep in en adem uit, adem naar je voeten en laat je lichaam zwaar worden, laat je gedachten los en laat deze van je lijf glijden’. Met een ruk trek ik mijn oortjes uit en zucht: ‘Jij hebt best makkelijk praten lieve schat, achter je microfoontje’. Ik vind mijzelf liggend op de vloer van de kleedkamer. Ik weet dat het een hopeloze missie is om nu te vechten tegen gedachten als: ‘Wat bezielde je in godsnaam om hier aan mee te doen?’. ‘Wat zou er gebeuren als ik hem gewoon zou smeren’ en ‘oh god ik weet mijn eerste zin niet, dit gaat helemaal mis’. Daartegenover klinkt er een kalmere stem: ‘Jongen, dit kan je, hiervoor ben je gemaakt’, ‘Gast, stel je niet aan man, het wordt vanzelf tien uur’ en ‘lachen dit man, 750 idioten die een half uur naar jou hersenspinsels gaan luisteren’. 

Daar precies tussenin vind ik mijzelf. Een 26-jarige jongen die na vanavond zijn memorabel cv mag uitbreiden met ‘Finalist Groninger Studenten Cabaret Festival’  Wat tussen: VMBO-TL, full-time AH-groenteman, glazenwasser, bijrijder op een papier-vuilniswagen, MBO-gediplomeerd cameraman, toetsenist van all-hit coverband ‘Harrie’s Herrie’ en de Dijk tribute band ‘de Deik’, lopende band medewerker, huishulp in de zorg, conservatoriumstudent en pianoleraar toch een prominent plekje krijgt. Wanneer je zo’n cv op tafel gooit bij een willekeurige functie waar HBO/WO denkniveau vereist is, moet er toch een vorm van interesse gewekt zijn.  

Terug naar de kleedkamer. De regisseuse komt binnen. ‘Toi toi toi heh!’ Een ding in theaterland, er wordt geen succes gewenst want dat brengt ongeluk. Vraag me niet waarom, maar ik leer snel. De papiercontainer die ik altijd leegte van het plaatselijk theater in Ede was tot een half jaar geleden mijn enige ervaring met theater. Nog tien minuten voor de show. ‘Holy shit, ik ga dood‘ stamelde ik nog tegen de regisseuse en kijk naar mijzelf in de spiegel. De adrenaline stroomt door mijn lijf, koude rillingen tot mijn tenen en ik zie twee bloeddoorlopen ogen. Ik denk aan oud-klasgenoten, oud-collega’s, familie en vrienden, docenten die mij een sombere toekomst voorspelde en ontelbare momenten op feestjes waarop mij gevraagd werd: ‘Ben, wanneer ga jij een keer wat doen met je leven?’. Ik zie mijzelf om kwart voor zes ‘s ochtends over een verlaten industrieterrein fietsen. Ik zie mijzelf de overgangsnormering van het VMBO niet halen. Ik zie mijzelf tegenover een mentrix zitten die zegt: ‘Jongen, het wordt helemaal niks met jou’ en ik zie mijzelf gierend van het lachen in de cabine van een vuilniswagen zitten nadat de chauffeur ergens midden op de biblebelt zijn blote reet uit het raam duwt richting een groep lang gerokte dames. Ik glimlach en denk: best geestig ‘het leven’ en ik storm de kleedkamer uit.

GSCF – The Aftermath

Door Andries Tunru

Zaterdagmiddag, 15:00. Met alle wils- en spierkracht die ik bezit poog ik mijn ogen open te wrikken. Links lukt. Goed genoeg. Ik staar recht in het gezicht van een rondborstige blondine.

“Goedemorgen!”, zegt Doutzen. Haar hand glijdt soepel naar de elastiekband van mijn boxer. Optyfen. Eerst koffie. Ik draai me om om via de andere kant uit bed te klimmen, maar mijn elleboog raakt Yfke vól in haar oog. Oh ja. Die was er ook. Ze grijpt vloekend naar haar gezicht. Ik hoop stiekem dat het blauw wordt. Dan kan ik haar en haar tweelingzus tenminste uit elkaar houden. Whatever. Eerst kakken.

Het goud is koud aan mijn billen. Kleurt wel leuk bij mijn gesponsorde telefoon. Zeventien gemiste oproepen. Driemaal John de Mol. Zevenmaal Joop van den Ende. Vier buitenlandse nummers die ik niet herken, Dubai, Qatar. Godverdomme, hoe komen ze aan mijn nummer? Die klootzakken van de backoffice vliegen d’r allemaal vandaag nog uit. Ik grijp naar rechts. Nóg een tegenslag: de briefjes van honderd zijn op. Tyfus. Die van vijftig zijn gewoon nét te klein, maar het moet maar. Niet vegen is geen optie. Straks ruiken ze het vanavond, in de Ziggo Dome. Niet dat het de fans boeit: ze hebben 70 euro de man betaald, dus lachen zullen ze. En anders nog. De shows zijn alle tien al lang en breed uitverkocht.

Ik kijk naar voren, naar de foto tegenover de WC. 750 Groningse smoelen staan me ongemakkelijk aan te kijken. Ja, dáár begon het hele gezeik mee. Met die foto. De publieksprijs van het Groninger Studenten Cabaret Festival.

Zaterdagochtend. 6:00. Ik schrik wakker van mijn dagelijkse hartaanval. Het volumeknopje van mijn wekker is afgebroken, dus mijn wekgeluid is plusminus een Israëlisch luchtalarm. Wat wil je, van een wekker van de kringloop. Geld voor een nieuwe heb ik niet: zelfs HEMA is haute culture voor een cabaretier in spé. Links van me ligt mijn vriendin met halfopen mond ons Aldi-kussen onder te kwijlen. Ze draait, en haar elleboog raakt me vól in mijn oog. Alweer. Een tweepersoonsbed was fijn geweest, maarja: je moet zuinig met je vierkante meters omgaan als je d’r maar twaalf hebt.

De Euroshopper-oploskoffie smaakt me matig, de brokjes lossen niet goed op in het koude water. Ook mijn waterkoker is stuk, dus ik moet het doen met niet-bepaald-heet kraanwater. Ik kloek het toch maar achterover, ik heb haast. Een ontbijtoptreden bij de algemene ledenvergadering van modeltreinclub De Onbewaakte Overgang. Geen gage, wel “erg goed voor de exposure”. En ik mocht mee-ontbijten. Ik zucht, en trek mijn winterjas aan. Elk optreden is er één.

Het is, kortom, precies hetzelfde beeld als een half jaar geleden. Hetzelfde inkijkje in de wereld van een “aanstormend talent binnen het Nederlandse cabaret”. Een beeld van troosteloos geploeter in de marge.

Maar toch.

Als je goed kijkt ziet de kleine verschillen.
Dan zie je op het whiteboard de twaalf data van de finalistentour.
Dan zie je op de koelkast de groepsfoto van de lieve mensen van het bestuur.

Dan zie je op het bureautje boekjes vol nieuwe ideeën, grappen, gedachten.
Dan zie je om mijn mond een vage glimlach, omdat ik weer even terugdenk aan de finaledag.
Dan zie je een agenda met de eerste afspraken met fijne mensen met toffe plannen.
Dan zie je een net iets voller hoofd, waar regisseuse Audrey Bolder iets van haar wijsheid en kunde in ge-copy-paste heeft.
Dan zie je dat het beweegt, het borrelt, het bruist.
Dat we er nog niet zijn, maar er wel gaan komen.

En dan zie je aan de muur 750 breed lachende gezichten. De mooiste foto ter wereld. De publieksprijs van het Groninger Studenten Cabaret Festival.

Vriendenboekjesvoorspellingen

Door Selma Visscher

Iets meer dan een maand geleden speelde ik de finale van het Groninger Studenten Cabaretfestival in de Stadsschouwburg in Groningen. Na weken van voorbereiden, schrijven, pingelen op de piano, try-outs en werken met de fantastische regisseur Audrey Bolder, was dat het hoogtepunt. Mijn eigen verhaaltjes en liedjes spelen voor een uitverkochte stadsschouwburg in mijn eigen Groningen. Ik stond samen met de twee andere finalisten, Andries Tunru en Benjamin van der Velden, vol spanning het juryoordeel af te wachten in de coulissen. Het had niet mooier kunnen zijn; alledrie zijn we winnaars. Benjamin kreeg de persoonlijkheidsprijs, Andries de publieksprijs en ik kreeg de mooiste prijs, de juryprijs, mee naar huis.

Enkele dagen ervoor was ik samen met mijn broer Lars, die tijdens het festival de rol op zich nam van pianist en accordeonist, afgereisd naar Groningen. We liepen met accordeon en panfluit op zak naar de schouwburg, pratend over welke coltrui Lars het beste kon dragen tijdens het spelen. De schouwburg had ik al vaak genoeg gezien vanuit de ramen van mijn middelbare school die ernaast staat. Maar nog nooit had ik nerveus voor het gebouw staan te trappelen omdat ik daarbinnen zou mogen gaan spelen. Een paar rondjes liepen we rond het gebouw. Eentje om het te bewonderen, en de rest van de rondjes liepen we te zoeken naar de artiesteningang. Dat wist ik dan weer niet.

Ik was gedurende de halve finales plaatsvervangend zenuwachtig voor de andere halve finalisten en natuurlijk minstens zo zenuwachtig voor mezelf. Lars leek niet bepaald aangedaan door de spanning. Hij was op zijn dooie gemak alle dure pistachenootjes uit de artiestenfoyer aan het opeten. Alles wat hij niet opkreeg (lees: volle onaangebroken doosjes) stopte hij onverhuld in zijn tas. ”Voor thuis”. Ik was allang blij dat hij het naar z’n zin had.

De try-outs, die voorafgingen aan de halve finales leidden ons onder andere tot Antwerpen, de stad waar ik tot voor kort nog woonde. Ik woonde daar in een studentenhuis waar onder andere ook mijn Vlaamse exlief woonde, die voorkomt in de voorstelling en waar het ‘ik ben zo blij dat ik niet zwanger ben van jou’-liedje volledig op is geïnspireerd. Na het spelen van onze try outs kwam een aantal van de halve finalisten bij mij thuis. Allemaal stonden ze bij hem in de kamer, zijn naam en ‘jij bent het dus’ te roepen. Ik denk niet dat hij het me ooit vergeeft. Het enige dat ik jammer vond was dat hij niet was komen kijken.

Mijn naam. Een brei aan geklap. Lange en korte felicitaties, grote en kleine kusjes, handjes, knuffels. Audrey die mij vastpakte en met de nodige dramatiek zei ”Nu ben jij voor altijd de winnares van het dertigste GSCF”. Een journalist van RTV Noord kwam op mij aflopen. Of ik hier mijn beroep van wil maken, werd er aan mij gevraagd. Ik heb zomaar een antwoord gegeven, een antwoord dat ergens tussen in zweeft. Iets over spannende eerste stapjes, en dat ik nog wel zal zien waar die stapjes mij naartoe leiden. Maar de dagen en weken erop ben ik gaan nadenken over deze vraag. Ik herinner mij de ‘Wat wil je worden als je later groot bent-vraag” uit de vriendenboekjes op de basisschool. Een essentiële vraag, waar veel van af hangt, maar waar je als kind intuïtief op mag antwoorden. Ik antwoordde dan ook steevast; Bassie en Adriaan. Ik wil later als ik groot ben Bassie en Adriaan worden. En het liefste wilde ik clown worden. Mensen laten lachen. Nu ben ik pakweg 15 jaar ouder, en nog steeds is dat wat ik het gaafste vind; mensen laten lachen.

Ik laat mijn vriendenboekjesvoorspellingen los en vind mezelf voor de spiegel, mijn armen kruislings. Ik pak mezelf bij de schouders en ik declameer, zoals ik de afgelopen weken al zoveel keren heb gedaan; ”Nu ben ik voor altijd de winnares van het dertigste GSCF”.

Johan Goossens over het Groninger Studenten Cabaret Festival

Door: Johan Goossens – deelnemer 20ste GSCF (2006)

Het Groninger Studenten Cabaret Festival zal voor mij altijd bestaan uit Timon, Vera, Manon, Eveline, Hanneke, Ralf, Lars, Wouter en Marijn. Het bestuur van 2006.

Ze droegen witte pakken met een gouden logo en ze regelden alles van soundchecktijden tot chips in de kleedkamer. Soms was er veel te regelen (rond de finale), maar soms ook heel weinig en op een gegeven moment hadden we zelfs een hoofd cola inschenken. Het bijzondere was dat ze er ook in magere tijden wel altijd allemaal waren. Als één trouw, veelkoppig organisme. Bij elke lullige try-out zaten ze met zijn negenen achterin de zaal, in hun witte jasjes. Ze deden hun best om onbevangen hard om ons te lachen, al werd dat in de loop van de tournee natuurlijk ietsje minder, toen ze onze shows al tig keer hadden gezien.

Ze presenteerden ook de tryoutavonden en maakten ruzie over wie dat nu weer moest doen. Zelden heb ik mensen met zoveel tegenzin op het podium zien staan. Een keer werd ik aangekondigd met: ‘Zo dadelijk komt Johan Goossens. Willen jullie niet met je voeten op de rand van het podium gaan zitten? Want daar kan hij niet tegen. Gisteren werd hij daar heel boos over. Enfin, hier is hij…!’

Pas later besefte ik dat zij dit natuurlijk ook allemaal voor het eerst deden. Dat het Groninger Studenten Cabaret Festival afhankelijk is van elk jaar een nieuw enthousiast bestuur. Een bestuur dat in zeker zin het wiel opnieuw moet uitvinden, moet groeien in zijn rol, moet uitvogelen wat het beste werkt.

Het bestuur van 2006 deed dat met een enorme bak energie, plezier en toewijding.

Zoals ongetwijfeld de besturen voor en na hen.

Want eigenlijk is het best bijzonder dat dit estafettestokje elk jaar wordt overgegeven.

Van bestuur aan bestuur.

Van nieuwelingen aan nieuwelingen.

Al dertig jaar lang.

Johan Goossens

Nederland, Amsterdam, 7 maart 20¤4 Johan Goossens Foto: Merlijn Doomernik

We Deden Maar Wat (een WDMW’tje)!

Door: Michiel van Mens – oprichter GSCF

Ach….., we deden maar wat. Maar dat dan weer wel met enthousiasme en overgave! Of, om een uitspraak van Pipi Langkous te gebruiken: “Ik heb het nog nooit gedaan, dus ik denk dat ik het wel kan”.

Als dit een succesvolle ‘strategie’ zou zijn, dan had ik tijdens mijn studie Bedrijfskunde er vast en zeker wel iets over gehoord. Inmiddels ben ik 3e jaar student als ik aan het festival begin. Ik miste het enthousiasme en overgave van de dames en heren docenten en professoren. Dus deed ik ‘mijn’ studie er vooral ‘naast’. Zoals de meeste studenten een bestuur of activiteit naast hun studie doen. Ik had een idee, polste wat studenten en zo zijn we begonnen. Meer niet.

Ik vraag mij wel eens af, zou dit anno nu ook nog kunnen? Ik twijfel. In ‘mijn’ tijd had je geen PowerPoint of Excel. Het voordeel was weer wel dat wij geen powerpoint-presentaties hoefde te maken. En ook geen Excel-modellen om tal van business-cases door te rekenen. Dat scheelt een hoop tijd. Tijd dat je in veel zinvollere activiteiten kan  stoppen. Praten en zo! Heel veel praten.

Ik vraag mij wel eens af, zou dit vandaag de dag nog steeds kunnen? Dat je de Stadsschouwburg opbelt. Omdat je een afspraak wil met de directeur (in mijn tijd Jacques van Veen). En daar ga je dan met een paar mede-bestuursleden naar toe. Zonder een powerpoint-presentatie met vergezichten en ‘punten op de horizon’. En daar vertel je dan dat wij een cabaretfestival gaan organiseren. Maar dan alleen voor studenten. En dat verder niemand anders welkom is.  En dat wij daarvoor de kleine zaal van de Oosterpoort nodig hebben. Drie dagen lang! (Het werden er twee) O ja, er is geen geld, de kaartverkoop start pas volgend jaar.

Zou dat nog steeds lukken? Dat je een vestiging van de grootste bank van Nederland binnenloopt voor een afspraak met de directeur. Dat zij een cabaretfestival gaan sponsoren! Of het een succes wordt? Nou, dat hoop je natuurlijk van wel. Het enige dat je meeneemt zijn een paar A4’tjes. Daar heeft een mede-bestuurslid met stiften verschillende ‘visuals’ op getekend. Hoe het logo van deze bank er op het affiche van ons festival komt uit te zien. Maar als ze het anders willen, kan dat natuurlijk ook.

Wat denk je, gaat dat vandaag de dag nog steeds zo? Dat je tegen de directie van de Stadsschouwburg zegt dat je de kaartverkoop liever zelf wil organiseren. Jij weet tenslotte beter waar studenten uithangen. En dus, waar moet je zijn om die kaartjes te verkopen. Niet overdag natuurlijk, zeg je met een knipoog tegen de directeur. En dat ze je dan 100 rollen met toegangskaarten meegeven, goed voor een heel seizoen aan uitverkochte zalen. Dat achteraf blijkt dat er te veel kaarten zijn verkocht. (tja…geen Excel he….) Dat er elke avond van het festival te veel studenten naar binnen gaan.  Die dan maar op de trappen gaan zitten. Dat dit helemaal niet mag van de politie. Maar ja, er is nu toch niks meer aan te doen.

Kan dat nog steeds? Dat de hoofdredacteur van de Universiteit Krant opbelt. Met de vraag of ze over dit festival een bijlage mogen maken. Dat je daar geen bezwaar tegen hebt. En dat die bijlage uitkomt een week voordat de kaartverkoop start.

Dat er toen geen verstandige mensen rondliepen? Mensen die het beste met je voor hebben. Aardige mensen die het eerste bestuur deze onzin uit het hoofd kan praten. Tegen ons zelf in bescherming wil nemen? Deze aanpak kan niet werken. Want als het wel zo werkt….. tja, dan had ik er tijdens mijn studie Bedrijfskunde toch vast en zeker wel iets over gehoord?  Dan hadden de dames en heren docenten en professoren er ons wel iets over verteld. Dat je geen organigram nodig hebt om succesvol te zijn. Een paar kleurstiften en een leuk idee is soms meer dan voldoende. Dat je heel veel moet praten. En dromen. Het liefste een combinatie van deze ingrediënten.

Na al die jaren twijfel ik nog steeds. Waarom lukte het wel? Is het omdat het eerste bestuur is geholpen door geweldige mensen die wel wiste waar ze het over hadden? Is het omdat er een tweede bestuur kwam? En een derde, vierde en vijfde…..Of, en dat is niet denkbeeldig, dat er in mijn  tijd door de dames en heren professoren van de faculteit Bedrijfskunde vooral in de ‘verleden tijd’ is gesproken. Wat ook weer niet zo vreemd is voor een universiteit! Maar daar heb je soms niet heel veel aan. En ook niet al die jaren na je studie!

Ik hoop dan ook dat het curriculum van ‘mijn’ studie inmiddels is aangepast. En zo niet,…. dan wil ik je zeggen: doe maar wat! Maar doe het wel met overgave en enthousiasme!  Ik ga er morgen nog een boek over schrijven: “Trial & Error: your roadmap to succes”

Groet,

Michiel