Angstzweet

Door Tim Alpherts

Vandaag was oke. Het centrum van Groningen was anders dan ik had verwacht. Ik heb ooit zo’n filmpje van GeenStijl gezien over de kutste plek van Nederland. Ik had me voorgesteld dat het er zo uit zou zien. Rijtjes met huizen. Misschien een groot bakstenen plein. Een groot dorp. Dat had ik verwacht. Maar het centrum had zo het centrum van elke andere grote stad kunnen zijn. Logisch ook eigenlijk. Ik zit samen met de andere deelnemers van de woensdagavond en het bestuur in een loge rechts van het toneel. Ik heb van Audrey geleerd dat de richting bepaald wordt door de kijker. Niet, zoals ik dacht, door de persoon op het podium. Ik zit aan het eind van de rij. Naast me zit Arjen, en daarnaast zit Luuk. Als het zo pauze is ga ik een trui halen. Niet omdat ik het koud heb, maar om te verhullen hoeveel ik zweet. Van de zenuwen. Van het ongemak. Peter Pannekoek was gister de presentator. Ik vraag me af of ie rook hoe erg mijn kleedkamer stonk toen ik me voorstelde. Ik probeer mijn gedachten los te laten en te genieten van Daan, de laatste deelnemer, maar ik heb zijn set al zo vaak gezien dat ik het bijna kan meepraten. Er heerst een spanning tussen de deelnemers. We steunen elkaar, geven elkaar tips, maar nu is het ieder voor zich. Ik heb alle mogelijke permutaties van finalisten al zo vaak door mijn hoofd laten rollen. Nog even. Dan weten we het. Stiekem hoop ik dat Daan ergens op zijn bek gaat. Dat zou mijn kans ook weer groter maken om de finale te halen.

Arjen laat zijn handen op zijn bovenbenen kletsen: “Wie wil er bier?”. Het is pauze. Ik bedank hem, maar vermoed dat als ik nu aan de alchohol ga het helemaal mis gaat met mijn zenuwen. Ik ruik mezelf zonder er moeite voor te doen. Geen goed teken. Ik stink zo erg. Waar haalt Arjen die energie vandaan om zo amicaal te doen. Ik wil gewoon in slaap vallen en gewekt worden als de uitslag er is. Als een kind tijdens oud en nieuw. Ik loop achter Arjen en Luuk aan, maar sla links af richting het toneel. Trui halen, dat ga ik doen. Ik loop langs de techniek naar backstage richting de catacomben. Toepasselijke naam want mijn kleedkamer riekt naar de dood. Zometeen is Ronald Snijders. Ik hoop dat ik er een beetje van kan genieten, maar ik geef het weinig kans. Ik pak mijn trui en blijf even staan in de lange gang die richting de foyer loopt. Ik heb gehoord dat het jaren duurt voordat je weer in zo’n mooie zaal staat als deze. Als het überhaupt nog gebeurt. Ik was gister zo zenuwachtig dat ik niet eens echt heb genoten. Aan iedereen die vroeg hoe het was heb ik dat natuurlijk niet verteld. “Het was echt geweldig” had ik gezegd, “Zo vet om te mogen doen.”. Het was niet helemaal waar, maar niemand wil iemand horen mokken.

Iedereen staat backstage. Ronalds optreden hebben we maar voor de helft vanuit de zaal gezien. Toen zijn we, luidruchtiger dan gepland maar niet meer dan verwacht, naar achter gegaan. Het is stil, we luisteren aandachtig naar het juryrapport. Ik zit inmiddels op de grond. Mijn benen zijn loodzwaar. “En dan feliciteren we nu de deelnemers die doorgaan naar de finale”. Nu komt het. “Luuk van der Vaart” Luuk kijkt geschrokken om zich heen. “Toe maar!” zegt Audrey, en ze gebaart hem het podium op. Luuk rent op. Geen masker, geen cynisme. Ontlading. Ilse wacht tot het applaus iets is gezakt om de volgende finalist bekend te maken. “Tim, sorry..” ze stopt. Adrenaline schiet naar boven, en valt dan weg . Het zal toch geen Kanye zijn. Ilse herpakt zich: “Tim Alpherts”. Geen ontlading voor mij. Verlossing.